Tussen het razende verkeer
sta ik op een vluchtheuvel,
niet voor- , niet achteruit kan ik,
toch moet ik oversteken.
De overkant, heeft de Eeuwige mij beloofd,
dat ik het zou halen,
dat daar een plek is, voor mij bestemd,
mijn eigen grond.
Ik ga het wagen, om heelhuids te bereiken,
wat in de verte klaar ligt voor mij.
Alles wat door mijn leven heen raast,
vraagt om aandacht en leidt mij af.
Het kan mij omver halen.
Onzeker, onveilig,
kwetsbaar ben ik.
Als ik diep in mijzelf afdaal, hoor ik
vrolijk zingen van: Jij, die bij mij bent,
Jij mijn toevlucht,
Jij mijn vluchtheuvel.
0 reacties