Woorden vallen als zinloze
doden uit mijn hoofd.
Letters, in slagorde, moeten
de aftocht blazen op bevel
van de opperbevelhebber
– niet langer ikzelf -.
Een vreemde onbekende
maakt zich van mij meester,
die telkens als ik probeer
de woorden naar me toe te roepen,
de kracht van mijn stem dooft.
Hij vecht door tot ik zwijgen zal in een
niet weten, dat ooit weten bestond.
Mij resten de vage herinneringen
aan klanken, die mijn thuis waren.
0 reacties