Als protestant ben ik opgevoed met de Katholieke kerk. Ons gezin vierde de feesten mee van de eerste communie van onze buurkinderen. Wij speelden bij hen thuis en zagen er voor het eerst een kruis met corpus boven de deur. Met kerst ontdekten wij de kerststal. Er was altijd een lichte steek van jaloezie in mij, omdat er meer te zien en te beleven was in de parochiekerk en in dit katholieke gezin.
In mijn eerste gemeente leerde ik mensen uit de plaatselijke parochie kennen. Vrijwilligers, die tot op het bot vergroeid zijn met de geloofsgemeenschap. Al jaren en jaren doen ze hun werk op het parochiecentrum, zitten ze in het bestuur of in de pastoraatsgroep. Begonnen als acoliet, of misdienaar heeft het hen toch niet los gelaten.
Natuurlijk zijn deze mensen ook kritisch over hun eigen kerk. Ze zien als ieder ander wat er mis gaat en mis is. Ze kijken alleen naar andere dingen, die voor hen nog veel belangrijker zijn. Ze spreken zich er niet snel over uit. Maar tussen de regels door is er een levend geloof dat zonder de kerk geen uitweg kan vinden, niet tot uiting kan komen.
Als protestant vroeg ik me wel eens af, waarom deze parochianen dit toch allemaal deden. Ze worden leek genoemd, hebben in de hiĆ«rarchie van de kerk geen macht en toch…
Gisterenavond zat ik aan tafel met een groepje vrijwilligers van de parochie. Prachtige mensen met hart voor de kerk, die ook al jaren en jaren mee draaien. Catechesegroep, vormselgroep, bezoekgroep, ook ja en ook nog iets van diaconie. Dienstbare mensen, die kijken naar wat er nodig is, en wat telt. Die kijken als Jezus, die de mensen aanzag en met ontferming werd bewogen en handelde.
Trouwe parochianen, ik ben er dol op en hoop dat ze blijven.
0 reacties