1982 |
Vanaf een jaar of 16 was ik afwashulp in een restaurant. Concreet hield dat in dat ik bij een vroege dienst werkte van 8 uur in de ochtend tot 4 uur ’s middags en bij een late dienst vanaf 4 uur ’s middags tot 24.00 uur of later. Het werd vaak later. De ochtend begon met het legen van de wasmachine en vullen met de was die klaar stond, wc’s schoonmaken, restaurant stoffen en zuigen. Als je geluk had was er even tijd voor een pauze, voordat het restaurant open ging. Je werkte de hele dag door en kreeg als het wat rustiger was een bord met eten, die je staande in de keuken op at. Even zitten, of een pauze was er niet bij. De avonddienst begon vaak met de achterstand wegwerken van je voorganger, rond half zes een controle beurt in de wc’s, afwassen, afwassen en de keuken helpen schoonmaken, als alle gerechten uitgeserveerd waren. De warme maaltijd at je tussendoor op.
hard werken
Het was vreselijk hard werken, maar ik had het er prima naar mijn zin. De koks hadden altijd grove grappen, de strijd tussen voor (bediening) en achter(keuken) vond ik vermakelijk, en door de drukte vloog de tijd om. Als er een rustige avond was kreeg je een extra opdracht. De meest afschuwelijke daarvan was het schoonmaken van het containerhok. Etensresten en ander afval werden in een gat gegooid een container in. Maar veel belande er naast. Het hok stonk verschrikkelijk. Toch had ik het naar mijn zin. Aan het eind van de werkdag, als iedereen klaar was, verzamelden we ons aan de stamtafel, De dag werd geëvalueerd en er werden enorme bomen opgezet over van alles waar het leven over kon gaan. Ik dronk mijn cola, luisterde en luisterde.
fantasie
Tijdens het eenvoudige werk had ik alle tijd om na te denken en vooral te fantaseren, over de gasten in het restaurant, maar ook over mijzelf. Ik maakte relatief niet zoveel mee, maar verzon allerlei escapades in nacht en ontij. Hoe ik alles en iedereen zou ontvluchten en als laagste op de ladder in de horeca, op een dag een hele andere kant zou laten zien. Toen ik voor het eerst in het Duits de Drie Stuiver Opera hoorde van Bertold Brecht werd ik enorm getroffen door het lied van Seeräuber Jenny. Ja, dat kon ik zijn, Zeerover Janneke, die terwijl ze in haar oudste kleren, met het zweet op haar voorhoofd, het volgende afwasrek in de vaatwasser zet, de meest destructieve plannen smeedt, om het op te nemen voor het onvolk, de schaduwmensen. Onderschat dus nooit een afwashulp!
(in het kader van de Boekenweek 2016, Duitsland)
0 reacties