Jij naast mij

15 december 2019 | 0 Reacties

Ik moet ze in de ogen kijken,
die bij mij aan tafel zijn gezet,
die Jij bij mij aan tafel hebt gezet.

Niet zien wil ik ze, maar ze
zwerven door mijn hoofd,
dringen zich aan mij op als
ongenode gasten.

Zo gaat dat met belagers,
ze liggen altijd wel ergens te loeren.
Ze loeren op mij en nemen me
mee naar de schaduw van het leven.
In hun valse licht zetten zij een
dwaalspoor voor mij uit en ik volg.

Jij, mijn herder, kan me niet bereiken.
Jij zoekt mij, maar ik vind Je niet.
Ik verdwaal op een warboel van paden,
het spoor van Jouw waarheid
weet ik niet te ontdekken,
Waar, herder, waar ben je?
In het dal echoot Jouw naam.

Is het nu, dat Jij mij gevonden hebt,
in dit machteloos angstig zijn?
Dat Jij naast me staat
– Jij, de herder van wie mij zijn voorgegaan,
voor wie Jij troost en vreugde was. –
Jij, ook mijn herder, Jij naast mij?
Jij, mijn genoeg.

(Antwoord bij Psalm 23 in de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde.
Op de armband staat de naam van mijn oma. Door wie zij was leerde ik geloven.)

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *