Jij, die mijn koelte zijt in de hitte,
mijn waterdruppel in de dorst.
Het zuchtje wind als de stilte
me bang maakt; en als er
niets meer te horen valt,
ben Jij het, die begint te spreken.
Zo kom Jij mij nabij en beroer
Jij me, maakt me wakker, zodat
ik in de weerglans van de ochtendzon
jouw mild gelaat ontdekken kan.
Want niet als in de groeve
wil Jij mij, voortijdig zwijgend –
begraven onder de dikke zoden
van mijn weerstand.
Hoe verlang ik mij toevertrouwen
en Jouw NAAM lof te zingen.
Adem in mij, zodat mijn lied
voor Jou kan stromen.
(Antwoord bij Psalm 28 in de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde)
0 reacties