Het geluid ontroert als de mens
tegenover me gaat spreken.
Een flinke aanloop is het nog,
van wat aarzelend ontwaakt is
aan fluisteringen van gedachten.
Het gebabbel verstomt in
een donker zwijgen,
Stilte hangt als nevel in het landschap
van wat ooit eens was.
De zucht, het begin…
dan, aan de rand van
het zwijgen van jaren en jaren,
de taal, adem en klank op lippen
die, met de deining
van de tong, open gaan
en de mist doen optrekken.
Ze noemt bij name, onthult,
impressie van wat geleefd is.
Het duister en ver verleden landschap
krijgt steeds duidelijker reliëf.
(gedicht gemaakt bij afstudeerwerkstuk Supervisie en Coaching, over taal in begeleidingskunde)
0 reacties